Bernadette Soubirous is geboren in Lourdes, dat toen een klein stadje in de Pyreneeën was, op 7 januari 1844 in een molenaarsgezin dat tijdens de eerste levensjaren van Bernadette een tamelijk goed leven leidde.
Twee dagen naar haar geboorte, op 9 januari 1844, werd Bernadette gedoopt in de parochiekerk Sint-Petrus die zich bevond op de plaats van het huidige Place Peyramale, niet ver van de huidige parochiekerk van Lourdes.
Van het doopsel van Bernadette zijn maar weinig herinneringen bewaard, tenzij dat het kleintje gedurende de ganse viering gehuild heeft, dat haar jonge peter, die wat in verlegenheid was, daaruit als een slechte profeet de conclusie trok dat ze een ‘stout meisje’ zou worden, en dat het familiefeest in de Molen van Boly bestond uit het delen van een grote mand met oliebollen, een specialiteit van haar moeder Louise, met enkele flessen rode wijn. Minder kon men niet doen.
Wanneer de bedevaarders naar Lourdes komen, willen ze « in de voetstappen van Bernadette » treden en de plaatsen bezoeken waar Bernadette heeft geleefd en gekend tijdens haar leven in Lourdes.
Lourdes en de symbolen van het doopsel
Sinds alle tijden hebben mensen gebruik gemaakt van symbolen om vanuit een zichtbare werkelijkheid uitdrukking te geven aan iets ‘onzichtbaars’.
De verschijningen van Lourdes zijn niet enkele het Goddelijk antwoord op een menselijke beslissing, want het was pas vier na de uitvaardiging van het Dogma van de Onbevlekte Ontvangenis door paus Pius IX dat de Maagd Maria naar Lourdes is gekomen en op 25 maart 1858 aan Bernadette gezegd heeft: “Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis”.
Lourdes is ook een uitleg van de symbolen van het doopsel, één van de sacramenten van de christelijke initiatie…
Het kruisteken
Het kruisteken is het teken van Gods liefde en van de onderlinge herkenning tussen christenen. Op 11 februari 1858 gaat Bernadette hout zoeken om de enige woonruimte waa rin het gezin Soubirous sedert enkele maanden onderdak heeft gevonden, te verwarmen. Ze gaat weg van een donkere plaats (het cachot) om zich te begeven naar een andere plaats die evenmin al te fameus was (de grot van Massabielle). Op die dag leert een jonge vrouw, in het wit gekleed, haar om het kruisteken te maken.
Het kruisteken is de sleutel die ons toegang biedt tot het mysterie van het geloof !
Het witte kleed
Het witte kleed is het teken van de weerglans van de genade van het doopsel. Het is het teken van het nieuwe leven.
Bernadette Soubirous beschrijft de dame die verschijnt in de grot als een jonge vrouw, in het wit gekleed. Het ‘wit’ van de Onbevlekte Ontvangenis.
Het water
Op 25 februari 1858 hoort Bernadette haar zeggen : « Ga drinken aan de bron en ga er u wassen ». Na enkele pogingen slaagt ze erin om de bron vrij te maken, een bron die reinigt, die schoonmaakt en die ons voert naar het levende water dat Christus is.
Het water is teken van dood en leven. Het is het hart van het doopsel: ‘gedoopt worden’ betekent ‘ondergedompeld worden’. Het water geeft de gedoopte toegang tot het leven in God.
Het licht
Op 11 februari 1858 ziet Bernadette een licht in de holte van de grot, en in dat licht ontwaart zij een jong meisje « zoals zij zelf ». Het licht is aanwezig tijdens alle verschijningen en wordt ook tegenwoordig gesteld door de kaarsen die Bernadette en degenen die haar vergezellen, in de hand hebben om zich tot aan de Grot te begeven. Deze kaarsen doen ons denken aan de kaars die wordt aangestoken in de Paasnacht en die ons wil zeggen dat Jezus “met ons is alle dagen tot aan de voleinding van de wereld” (Mt 28, 20).
Tijdens het doopsel steken de peter en meter een kaars aan aan de Paaskaars om dit licht van het geloof door te geven aan de gedoopte.
Het doopsel doet de overgang maken van de duisternis naar het licht.